Het was 29 januari 2012. Ik hoorde dat Bram Aardewerk was overleden. Tien dagen eerder hadden Anneke en ik nog een bezoek gebracht. Ziek was hij, maar nog helemaal de oude van geest, met zijn visie op de politiek, het zilver en met de voor ons zo vertrouwd geworden stokpaardjes.
Wonderlijk, het moet rond die tijd geweest zijn, 35 jaar terug dat wij elkaar ontmoetten. Op de voorpagina van De Telegraaf stond hij te prijken met twee tazza’s die hij zojuist voor een astronomisch bedrag op de veiling had verworven. Een vriend gaf mij het krantenknipsel. Ik belde op en zei: ”Meneer, ik ben zilversmid en ben kort geleden begonnen met mijn atelier. U bent antiquair, zo begrijp ik. Kan ik wat voor u betekenen?” Hij liet me die dag komen. Een statig Haags huis in de Jan van Nassaustraat. Ook hij bleek daar nog maar kort zijn zaak te hebben. De tazza’s stonden te pronken op tafel. Witte handschoenen kreeg ik aan om ze nader te bekijken. Prachtig tot in elk detail! Twee reparaties kreeg ik mee. Een week later zou hij ze komen ophalen. In het schilderachtige, maar oh zo vervallen, door klimop overwoekerde hofje in de 2e de Riemerstraat, ontving ik hem. Aardewerk, in driedelig pak, bekeek de reparaties. Het was even stil. Met spanning wachtte ik af. Hij zei: “Prachtig, uitstekend, wat kost het?” “Zoveel meneer”. Hij vroeg wat ik per uur rekende. Ik dacht: dat is brutaal! “ƒ 40,- meneer”. “Dat is veel te weinig” repliceerde hij. “Tachtig gulden moet je rekenen. Doe je dat niet dan word je postbode en ben ik je kwijt als zilversmid. Juweliers en antiquairs hebben jullie vak uitgemolken, waardoor er niemand meer is die in dat vak stapt.” Ik voorspelde hem dat ik op die manier mijn klanten zou verliezen. Hij zei: ”De goede blijven, de slechte vallen af.” Ik deed wat hij me adviseerde, en ja, een aantal klanten waaronder Paleis Noordeinde viel af. Die laatste misschien onder invloed van een nieuw beleid na de troonswisseling. Of door het met pensioen gaan van de zilvermeester, de heer Van den Arend, met wie ik een uitstekende band had opgebouwd. Nieuwe mensen, nieuwe prioriteiten. Prompt ontstond er een tekort aan werk, hoewel de verdiensten min of meer gelijk bleven. In de beschikbare tijd begon ik met het creëren van eigen werk, waardoor ik gestaag een collectie van stukken opbouwde. Het werd een zoektocht naar mijn artistiek idioom. Aardewerk liet me als restaurateur niet los, en vele zakelijke als ook vak gerelateerde avonturen smeedden een hechte band tussen ons. Onze vriendschap viel te omschrijven als een geduchte vriendschap. Bram, zo sprak ik hem inmiddels aan, had een muur van een gestalte, ik ben klein. Hij kon oh zo hoekig zijn, waarop ik uit mijn, van nature inschikkelijkheid moest leren stappen om weerstand te bieden als het erop aan kwam. In een volgende “silver tale” zal ik daar op terug komen.
Jaren later had ik een grote wijnkan gesmeed uit één stuk zilver. Bram draaide het atelier in voor een restauratie, en zag de kan staan. Als was het een waterval, de superlatieven stroomden over zijn lippen, en de intensiteit daarvan nam heftige vormen aan: “Wat kost die kan?” Ik: “Ach Bram, ik heb hem net klaar, hoe kan ik dat nu zeggen.” “Je moet toch weten wat die kost, ik zou er wel raad mee weten,” riep hij. Na lang aandringen zei ik met het rood op de kaken: “ƒ 15.000,-.” “Dat is veel te weinig, veel te weinig Jan! Dat ding moet ƒ 25.000,- zijn, dat is die dubbel en dwars waard. Dit is kunst. Kunst moet een prijs hebben, niemand zet zulk een staaltje vakmanschap en schoonheid neer!” Bram nam de kan mee en enige tijd later ontvingen wij het prachtige bedrag op onze rekening.
Tijdens een jubileum uitzending van het programma “Tussen Kunst en Kitsch” waarbij alle antiquairs en kunsthandelaren hun lievelingsstuk mochten tonen, kwam Bram tevoorschijn met de kan. “Dit,” zei hij, “dit is mijn lievelingsstuk. Het is niet antiek, maar van deze tijd, door een hedendaagse zilversmid gemaakt. Het is een moderne vertaling van het beroemde werk uit de 17de eeuw.” Met de aankoop van de kan deed Bram twee dingen. Hij gaf hiermee een psychologische en financiële injectie. Hij plantte hiermee een enorm ANWB bord op mijn weg waarop stond: DAAR IS ITHAKA!
Met empathie maakte Bram mij deelgenoot van zijn eigen, nog prille succes: Nog zo’n les in levenskunst waaraan ik graag gestalte gaf jegens anderen.
JvN